In de dagen na de dood van mijn kat Joonas ontstond er ineens uit het niets een hevige woede. Nu is woede meestal een reactie op dreigend gevaar. De emotie zet je aanzet om te gaan handelen. Je hart gaat sneller kloppen en je bloeddruk wordt hoger. Dat alles gebeurt omdat je lichaam zich klaarmaakt om te gaan vechten. Van nature helpt woede ons om adequaat te reageren op situaties die potentieel bedreigend zijn. Woede maakt het je gemakkelijker om die stap te maken. In termen van overleving is deze aanmaak van adrenaline dan ook heel zinvol. Het is een overlevingsmechanisme dat bedoeld is om jezelf veilig te stellen bij dreigend gevaar.
Alleen was de vraag tegen wie ik ging vechten in mijn heftige woede? Er was helemaal geen sprake van een externe vijand. Maar er was wel een vijand diep binnen in mij en dat was mijn verdriet. De woede was op dat moment niets meer dan een verwarrende uitdrukking van mijn intens verdriet. En ik was bang om die pijn werkelijk te moeten voelen. Ik voelde me letterlijk bedreigd en overweldigd door mijn eigen innerlijke pijn. Bang om overspoeld te worden door iets dat ik niet in de hand had. En ik vluchtte er van weg door in vechtmodus te gaan staan. Maar om te vechten moet je een vijand hebben. Heel lastig als de echte vijand je innerlijke pijn is. Wat ik voelde op dat moment was gewoon heftig verzet. Verzet tegen de pijn die ik niet wilde voelen. En zolang ik bleef vechten hoefde ik niet te voelen. Kon ik de pijn ook niet voelen.
Er waren ook geen schuldigen aan zijn dood. Zijn hartje had het veel te vroeg in zijn leven begeven. Meer was er niet. En ik had te aanvaarden dat de dood gewoon bij het leven hoort. Alleen hebben wij mensen het daar heel moeilijk mee. En ook al had ik een schuldige kunnen aanduiden dan was ik toch niet ontkomen aan de pijn. Het voelt misschien comfortabel als je iemand kan aanwijzen als de oorzaak van je verdriet. En in sommige gevallen is het misschien ook effectief zo dat iemand schuldig is aan je verlies. Maar het gevecht brengt je geen stap verder in je verliesproces.
En soms richten mensen hun woede op dingen: het servies gaat aan diggelen of de deuren moeten het ontgelden. Ik ben keihard in de tuin aan de slag gegaan met het snoeien van bomen. Het gekraak van het gevelde hout gaf me een vreemd soort voldoening. Maar het vernielen loste op zich niets op. Ik bleef gewoon onder hoge druk staan. Zolang ik me tegen de pijn verzette, bleef ik boos en bleef ik vernielen.
Natuurlijk kan je ook proberen de kracht van de woede positief gebruiken. In mijn geval zag de tuin er na een tijdje een stuk netter uit en fysiek had ik mijn destructieve kracht kunnen uitputten zodat ik me wat rustiger voelde.
En ik ben gaan schrijven over Joonas. Over de pijn van het verlies. Met horten en stoten want ineens kwamen ook de tranen. Het maakte dat mijn woede langzaam wegebde. Ik verzette me niet langer tegen de pijn maar ging er midden in staan. En met de tranen kwam er ook stilaan een voorzichtig proces van aanvaarding op gang. Ook al weet ik dat de pijn nooit zal verdwijnen, ik leer stilaan te leven met het feit dat hij er niet meer is. De liefde en het vertrouwen dat er tussen ons was zal nooit verloren gaan. Daar heeft de dood geen verschil in gemaakt.