Het huis van mijn grootouders was altijd in beweging. Er was altijd wel iemand die honger had, wat zorg kon gebruiken of gewoon even langs kwam. Het huis was zelden leeg. Er ging iemand weg en even later stond er wel weer iemand anders op de stoep. Gewoon omdat oma altijd wel raad wist met de grote en kleine lastige dingen van het leven.
Ze was een traditionele grootmoeder in vele opzichten. Altijd in de weer met kleine en minder kleine kinderen, ze bakte pannenkoeken op de grote kachel in de keuken en serveerde op zondag een volle tafel met lekkers voor heel de familie. Ze was stoer en energiek, zonder veel woorden regeerde ze over haar groep van kinderen en kleinkinderen. Je wist precies wat kon en waar een grens werd bereikt. Het leven was duidelijk.
De herinneringen aan mijn grootmoeder lijken driedimensionaal door de kleine details van haar omgeving die ik me zo goed kan herinneren: de geur van vers brood in de keuken, het geluid van borden die op de tafel werden gezet, het water dat spatte in de afwasbak, het getik van haar breinaalden op zondagmiddag, haar vastberaden stap, het gevoel van mijn hand in haar hand als we samen op stap waren.
Het huis was een levend, ademend geheel waar vele levens samenkwamen. De donkere inkomhal waar een prachtige houten bank stond en waar we als kinderen zo graag vertoefden. Ook al vond mijn grootvader dat niet echt leuk. Het was zijn bank waar de klanten konden wachten. We deden het dus stiekem als hij het huis uit was en voelden ons koning ter rijk. Oma vond het best. En dan ging ik ook altijd stiekem rondjes draaien op zijn architectenstoel. Ik vond het zalig om te kijken hoe het ding rond een schroef op en neer ging. Heel soms ging ik mee naar de kelder met oma waar haar wastobbe stond. Het was er donker en heel stil, een verborgen, vergeten wereld waar zelden iemand kwam.
Tijdens de bezoekjes aan het huis van mijn grootouders kon ik echt het kleine meisje zijn. Er was altijd wel iets te ontdekken. Er werd voor me gezorgd, het was er veilig en warm.
Het is opmerkelijk hoe zacht we ons vanbinnen kunnen voelen als we denken aan de mensen, plekken en dingen die er niet meer zijn en dat is ook precies zo als het gaat over het huis van mijn grootouders. En al die andere huizen en plekken waar we ons ooit goed voelden en die nu aan iemand anders toebehoren. De kamers die we kenden zijn leeggehaald. Alle dingen die zo vertrouwd waren zijn weg. ze zijn ergens in een doos beland, staan bij iemand anders in de woonkamer of zijn gewoon weggesmeten.
Een huis lijkt dan ineens triest en fragiel, alsof de ziel mist. En ook al wil je het heel graag, je kan niet meer terug naar toen. De hoop om ooit nog blije herinneringen te maken is voorgoed verloren.